2.8.1 Het voorkomen en/of reduceren van risicofactoren bij de zorgvrager

Bij zorgvragers met een verhoogd risico op delier heb je oog voor interventies gericht op beïnvloedbare risicofactoren.

Hier zie je een samenvattende figuur met de belangrijkste preventieve maatregelen. Je vindt er ook, bij elk item, verschillende interventies terug om toe te passen. 

Hieronder kan je onder elk aspect een uitgebreidere lijst van interventies terugvinden:

Pas realiteitsoriënterende benadering toe:

  • Geef de zorgvrager uitleg over waar hij is, stel jezelf voor.
  • Omring de zorgvrager met bekende voorwerpen, zoals foto’s, eigen kussen, deken…
  • Zorg voor een goed zichtbare klok, kalender, aangepast aan de zintuigelijke mogelijkheden bv. extra groot.
  • Maak eventueel gebruik van pictogrammen om toilet/badkamer aan te duiden.

Bevorder de continuïteit door de zorgvrager niet onnodig te verplaatsen, weeg af welke onderzoeken baat hebben en of deze op de kamer kunnen doorgaan en zet zoveel als mogelijk dezelfde zorgverleners in.

Zorg dat er een evenwichtige prikkeldosering is: spreek in eenvoudige bewoording, komt niet met teveel personen samen bij de zorgvrager; vermijd anderzijds dat de zorgvrager te weinig prikkels ontvangt en spreek bv. niet over hem heen.

Zorg ervoor dat de zorgvrager hulpmiddelen correct gebruikt en controleer dit, zoals bril en gehoorapparaat.
Wees aandachtig op het proper zijn van de bril.
Ga na dat de gehoorgang vrij is van proppen.

Zorg dat je staat in het gezichtsveld van de zorgvrager wanneer je spreekt.

Zorg voor alternatieve manier van communiceren indien nodig. Bv. pictogrammen bij slechthorenden of personen met afasie (i: een staalstoornis. Iemand met afasie kan problemen hebben met spreken, begrijpen, lezen of schrijven).

Let op adequate verlichting.

Mobiliseer de zorgvrager zo snel mogelijk na opname/operatie en stimuleer dit ook.

Beperk het gebruik van maatregelen/ materialen die de zorgvrager immobiliseren, zoals fysieke fixatie, katheters, sondes…

Stimuleer de zorgvrager in het uitvoeren van ADL.

Het behoud van het dag-nachtritme van de zorgvrager door de zorgvrager overdag zoveel mogelijk te activeren.

Onderbreek de slaap van de zorgvrager minimaal: geen fel licht of lawaai, doorslaapluiers bij incontinentie.

Zie slaapmedicatie niet als een oplossing, wees hier terughoudend voor.

Bevorder de slaapkwaliteit (in overeenstemming met gewoontes en voorkeuren van de zorgvrager):
Bied warme melk of kruidenthee aan; Geef geen diuretica ’s avonds;
Beperk de cafeïne ‘s avonds
Zorg voor een comfortabele houding, zorg dat verlichting, geluiden minimaal blijft.

Zorg voor voldoende vochtinname door de zorgvrager, biedt voorkeursdrank(en) aan.

Zorg dat drank ten alle tijden beschikbaar is.
Biedt waar nodig hulp.

Biedt de zorgvrager voorkeursvoeding aan.

Zorg dat de voeding bereikbaar is voor de zorgvrager, biedt waar nodig hulp.

Evalueer slikproblemen. Screen de zorgvrager op (het risico op) ondervoeding.

Voorzie voldoende afwisseling in vezels, vitaminen en mineralen.

Bevraag systematisch de pijn bij de zorgvrager met behulp van een pijnschaal. Vraag naar adequate pijnstilling bij de arts.

Observeer ook (non) verbale uitdrukkingen, zoals grimassen of kreunen en gebruik een relevante meetschaal.

Volg het uitscheidingspatroon, zowel voor mictie als stoelgang.

Controleer met een bladderscan op urineretentie, bv. na verwijderen van een blaassonde.

Geef tijdig de juiste laxativa, afhankelijk van vochtinname van de zorgvrager.

Voorkom infectie door oa correct handhygiëne, voorkomen van kunstmatige ingangspoorten, zoals katheters, …

Herken snel de tekens van infectie en start de juiste behandeling.

Het laten nakijken (en aanpassen) van de medicatielijst door een arts of geriater, die onder andere aandacht heeft voor medicatie met anticholinergische werking.

Voor de arts:

  • Bouw overbodige medicatie af. (Doe dit op het juiste tempo om ontwenning te vermijden indien van toepassing).
  • Vermijd opstart van slaapmedicatie en benzodiazepines.