Mevrouw Greuters is een frêle oude dame, die zelfstandig woont, vlakbij haar huisarts. Haar dochter, enig kind, komt tweemaal per week langs, maar woont in een stad 30 km verderop. Samen doen ze de boodschappen en de dochter doet het zware huishoudelijke werk. Dagelijks komt de thuisverpleegkundige om mevrouw Greuters te helpen met wassen, maar verder redt zij zich redelijk goed zelf. Ze is bij de huisarts bekend met een systolische hypertensie, waarvoor ze een diureticum (chloorthalidon) en een zogenaamde ACE-remmer gebruikt. Verder heeft ze foliumzuur en vitamine-B12-supplement en neemt ze pantoprazol sedert een half jaar vanwege zuurbranden. Mevrouw Greuters heeft lichte geheugenstoornissen, zo mild dat ze niet voldoen aan de criteria voor een dementiesyndroom.
Wanneer de thuisverpleegkundige mevrouw Greuters op een goede dag weer wil helpen met wassen, weigert zij opeens haar medewerking. Ze zegt bang te zijn voor het water. Verder ziet mevrouw Greuters er niet ziek uit en zijn er geen bijzonderheden. De verpleegkundige laat het wassen voor die ochtend maar achterwege, geeft de medicatie en laat mevrouw weer alleen. Ze drukt mevrouw Greuters wel op het hart voldoende te eten en te drinken, na zich ervan vergewist te hebben dat er voldoende voedingsmiddelen in huis zijn.
De volgende ochtend is mevrouw Greuters naar eigen zeggen allang op wanneer de verpleegkundige komt. Ze geeft deze keer echter geen enkele blijk van herkenning, hoewel ze al lange tijd dezelfde thuiszorgmedewerker heeft. Bovendien wil mevrouw Greuters nog steeds niet gewassen worden, omdat er naar haar zeggen mieren in de douche zitten. De verpleegkundige wordt ongerust en besluit wat langer bij mevrouw Geuters te blijven en zet voor hen beide een kop thee. Mevrouw Greuters weigert echter te drinken, omdat er volgens haar ook mieren in de thee zitten. Dit wordt de verpleegkundige teveel om zo maar te accepteren, waarop ze de huisarts belt. Ze legt uit wat ze heeft opgemerkt en dat ze bovendien de laatste dagen heeft gemerkt dat er steeds eten overblijft van de warme maaltijd en dat het rommeliger in huis is. Terwijl ze met de huisarts spreekt, valt mevrouw Greuters in slaap. Dit is ook niets voor haar, omdat ze normaal gesproken graag zelf contact heeft met de huisarts, die bijna haar buurman is.
Na het telefoontje van de verpleegkundige gaat de huisarts tijdens zijn spreekuur snel even naar mevrouw Greuters. De verpleegkundige laat de huisarts binnen. Hij merkt direct dat het contact anders is dan anders, maar kan nog niet zo goed benoemen wat het verschil is. Ze is minder alert en fel en de kwinkslagen van anders ontbreken. Hij ziet dat haar gelaat ingevallen is, de ogen staan dieper en ze spreekt minder duidelijk, mede vanwege een droge tong. Wanneer de huisarts haar bloeddruk en pols wil meten, wordt mevrouw Greuters ineens boos. Ze zegt dat hij zeker achter al die beesten en de rommel zit die ineens in haar huisje zijn verschenen. Ze slaat van zich af en klopt op haar kleren alsof ze er stof vanaf wil slaan. Als de huisarts vraagt wat ze wegslaat, kijkt ze hem verbaasd aan. “Dat zijn die vervelende mieren, dat ziet u toch wel.”
De huisarts besluit dat een goed lichamelijk onderzoek er vanwege deze onrust en agitatie niet in zit. Hij verwijst de familie en mevrouw Greuters door naar het ziekenhuis.
Bekijk het stappenplan.
Welke stap zou je nu als eerste ondernemen in de zorg voor mevrouw Greuters?
Welk resultaat kom jij uit bij een GRP?
Na contact met het GST, komt op de spoedgevallenafdeling geriater Olde Rikkert langs voor een eerste anamnese.