4.2 Behandeling – Deel 2

We geven je graag enkele vuistregels mee:

1) Benut je kennis en redeneervermogen om op basis van de symptomen en de oorzaken van het delier de juiste interdisciplinaire NIET medicamenteuze interventies te bepalen en toe te passen.

2) Optimaliseer de (interdisciplinaire) basiszorg voor de delirante zorgvrager. Op die manier kan je de basisfuncties van de zorgvrager verbeteren. Dit is belangrijk omdat een ontregeling van deze basisfuncties het delier in stand houdt of zelfs verergert. Denk bij het optimaliseren van verpleegkundige basiszorg aan de preventieve maatregelen.

3) Informeer de behandelende arts en het interdisciplinaire team: Schakel de arts in bij het vermoeden van een delier, na het onderzoeken van mogelijke oorzaken en uitlokkende factoren voor het delier. De behandelende arts én de andere collega’s van het interdisciplinaire team inlichten over de toestand van je zorgvrager is belangrijk omdat:

    • De arts op basis van jouw informatie een diagnosestelling kan uitvoeren bij de zorgvrager.
    • Elk lid van het team op basis van zijn kennis en observaties de juiste interventies kan bepalen voor de delirante zorgvrager.
    • Elk lid van het team de in het behandelplan vastgelegde interventies kan toepassen bij de delirante zorgvrager.
    • Bij een goede interdisciplinaire behandeling het delier vaak na enkele dagen tot weken verdwijnt!

4) Evalueer het effect van de behandeling systematisch met de DOSS. Je blijft m.a.w. de DOSS systematisch, per shift, invullen.

5) Contacteer de liaison geriatrie (het Geriatrisch supportteam) of de referentieverpleegkundige, als het gaat over een complex delier behandeling OF iedere keer dat jij en je collega’s ondersteuning wensen over de aanpak van het delier bij de zorgvrager. 

6) Informeer de familie van de zorgvrager:

    • Geef informatie over hoe de familie een rol kan spelen in de zorg bij een delier. Zij kunnen bijvoorbeeld helpen bij oriëntatie en mobilisatie van de zorgvrager, het aanbieden van voeding of vocht en het corrigeren van gezichtsbeperking en gehoorstoornissen, zoals het meebrengen van bril en werkend gehoorapparaat naar de zorgsetting.
    • Heb tijdens het gesprek aandacht voor hun informatiebehoeften, angsten en onzekerheden.

7) Het medicamenteus behandelen van de symptomen van het delier met vb. haloperidol betreft slechts het bestrijden van symptomen. Er is weinig wetenschappelijk bewijs voor de effectiviteit van een medicamenteuze behandeling op een delier. Een niet-medicamenteuze behandeling heeft dus altijd eerst de voorkeur.

  • Wanneer kan een medicamenteuze behandeling overwogen worden?
    • Bij ernstige symptomen zoals angst, agitatie en/of hallucinaties, achterdocht, en wanen.
    • Bij hevige motorische agitatie, mede om te voorkomen dat de zorgvrager zichzelf of anderen letsels toebrengt.
    • Bij nachtelijke agitatie en/of verstoord dag-nacht ritme.
    • Streef evenwel naar het stopzetten van deze medicatie om te vermijden dat de zorgvrager nodeloos medicatie inneemt na het doormaken van het delier.

    Wees je bewust van de nevenwerkingen van de gegeven medicatie, zoals extrapiramidale bijwerkingen. Zorg voor observatie en rapporteer nevenwerkingen van de toegediende medicatie.